top of page

Bodemonderzoek

Hoe onderzoek je de bodem van je toekomstige voedselbos?


Tijdens de onderzoeksfase bestudeer je aandachtig de bodem, dit is namelijk de basis waaruit heel je toekomstig voedselbos zal groeien. Er bestaan tal van methodes om verschillende aspecten van de bodem te weten te komen. Sommige zijn héél basic en kun je gemakkelijk zelf uitvoeren, voor andere heb je hulp nodig.


Wat is je bodemtextuur?


De aarde bestond vroeger uit moedergesteente. Deze rotsen zijn door wind- en regen erosie, door dieren en door plantengroei beginnen afbrokkelen. Stel je eenvoudigweg voor dat ruwe stukken rots erodeerden tot zand met een grote korrelgrootte. Wanneer zandkorrels nog fijner worden vermalen, krijg je leemzand. Klei bestaat uit kleiplaatjes die chemisch gevormd zijn uit silicium- en aluminiumzouten. Een bodem bestaat meestal uit deze 3 soorten in verschillende hoeveelheden zoals je kunt zien op de bodem textuurdriehoek (illustratie). Hieronder vind je drie leuke methodes om zelf de bodemtextuur van je terrein te bepalen.


Analyseer je bodem met de donut-test

Dit is een zeer snelle, maar minder accurate methode waarvoor je niets nodig hebt. Neem een mengeling van verschillende stalen aarde en maak dit lichtjes vochtig. Kneed het met je hand en rol het tot mooi bolletje. Probeer er nu een worstje van te rollen en daarna een donut. Valt je bolletje snel uit elkaar dan heb je waarschijnlijk te maken met zandige grond. Kun je er een worstje van maken, dan heb je eerder lemige grond. Lukt het om er een donut mee te maken, dan heb je met klei-leemgrond of kleigrond te maken.

Lees je bodem dankzij de bokaaltest of ‘jar’ test

Vul een bokaal voor een kwart met een mengeling van verschillende stalen aarde en voor driekwart met water. Schud goed en laat het een nacht bezinken. De volgende dag zal de aarde zich mooi verdeeld hebben. Onderaan liggen de grootste en zwaarste partikels, namelijk het zand. Daarboven heb je leem en daarboven klei. Nu kun je bij benadering het percentage opmeten van de hoeveelheden zand, leem en klei. Ook deze test is niet super accuraat, klei lost namelijk moeilijk op waardoor er een vertekend beeld kan ontstaan.


De bodem voelen met de ‘tussen je vinger-test’

Dit is Fingerspitzengefühl! Neem een beetje grond en wrijf het zo hard mogelijk tussen je duim en je wijsvinger. Voel je een dikke korrel, dan heb je met zand te maken. Blijft er alleen wat kleur achter op je vingers, heb je klei. Is het resultaat iets tussenin, dan is het leem, zandleem of kleileem.


Bij humusrijke aarde geldt dat hoe meer zwart er blijft zitten tussen de poriën van je handen, hoe meer micro organismes er achterblijven en dus hoe hoger het humus gehalte van de aarde is.

Hoe bepaal je de pH van je bodem?


Naast het bodemleven speelt de zuurtegraad of de pH van de bodem een zeer grote rol voor planten bij de opneembaarheid van voedingsstoffen. De schaal van de pH loopt van 0 tot 14. De waarde 7 is neutraal, 0 is extreem zuur en 14 is extreem basisch of alkalisch. 


De pH kun je op verschillende manieren meten. Een snelle manier is pH-strips kopen, wat aarde mengen met water en zo de pH meten. Er bestaan ook simpele pH-toestelletjes die je zo in de grond duwt. Na enkele tellen tonen ze je redelijk nauwkeurig wat de specifieke pH is van dat stukje aarde. Je kunt aan de hand van indicatorplanten ook afleiden of je terrein zuur of basisch is. Hierbij geldt dat hoe meer verschillende indicatorplanten je ziet, hoe zekerder je bent dat de grond zuur of basisch is, verstoord of niet verstoord. Dit is natuurlijk geen exacte wetenschap. Meer informatie hieromtrent vind je in de Atlas Van Plantengemeenschappen door E.J. Weeda. De meest nauwkeurige en professionele manier is een bodemanalyse te laten uitvoeren. Commensalist doet dit standaard voor ieder project: we meten niet alleen de pH, maar ook de voedingsstoffen en zware metalen.

bottom of page